Noordelijk deel van Pantanal in de buurt van Nobres
Tropische wateren met zoet water hebben meestal de kleur van koffie ten gevolge van de humusdeeltjes die erin opgelost zijn of witachtig troebel (witwaterrivieren) door de sedimentdeeltjes die het water bevat.. Er zijn echter enkele gebieden op aarde waar het water door een geologische bijzonderheid extreem wordt gefiltreerd, voordat het uit een bron naar boven komt. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het noord-oosten van Florida (Ginnie Springs, Crystal River enz.) en in het zuid-westen van Brazilië. De karstbodem van deze gebieden werkt als een reusachtige fijnstoffilter, zodat het doorsijpelende water er absoluut kristalhelder uitkomt en het zicht onder water meer dan 50 m bedraagt.
Na het eerste deel van de JBL expeditie in Amazonië, ging de reis van het team verder van Manaus via Brasilia naar Cuiaba in de federale staat Mato Grosso. Na aankomst in Cuiaba ging de reis per bus in noordelijke richting naar Bom Jardin. In de Ecolodge (www.hotelbomgarden.com.br) aldaar zou het team kwartier betrekken en van daaruit naar de diverse helderwaterbronnen rijden en de rivieren en meren in de omgeving onderzoeken.
Nauwelijks aangekomen, vertrok het team al naar de Rio Triste om een eerste indruk te krijgen van de fauna. Na het bruin-zwarte water van de Amazone was het een plezier om dit water te zien en vooral om een kijkje te nemen onder water: uit duizenden individuen bestaande scholen zalmachtigen vormden de achtergrond voor grote Leporinus, piranha’s en bonte baarzen. Zuigmeervallen knabbelden aan stukken hout en boven water woekerde de dichte tropische plantenwereld. Het geheel zag er bijna kunstmatig uit, zo mooi en perfect is de natuur uiterst zelden te beleven.
Pas in helder water zijn serieuze gedragsstudies en andere ethologische experimenten mogelijk. Maar voordat het team aan hun eerste avontuur onder water kon beginnen, stonden weer de verplichte wateranalyses op het programma: de metingen leverden pH-waarden op tussen 7,3 en 7,4, de KH lag bij ongeveer 10 en het daarmee verbonden geleidingsvermogen bedroeg, afhankelijk van de rivier of het meer waar de meting plaatsvond, tussen 356 en 388 µS/cm.
Op de tweede dag vertrok het team naar een meer met helder water dat bekend is om zijn piranha’s. Om niet te veel sediment aan de oever te laten opdwarrelen, voeren boten naar het midden van het slechts zeven meter diepe meer, van waaruit kon worden gesnorkelt en gedoken. In tegenstelling tot de rivieren kon in het meer met een duikuitrusting worden gedoken, wat nog betere observatiemogelijkheden opleverde. Je kon gewoon op de bodem van het meer tussen de uitgestrekte algenvelden gaan liggen en grote zwart-witte Liposarcus anisitsi en zandeters (Satanoperca pappaterra) bekijken of het jaaggedrag van Acestrorhynchus pantaneiro observeren, die bijzonder slimme jachtstrategieën hebben ontwikkeld om enkele kleine zalmachten uit reusachtige scholen te isoleren. Piranha's waren in het midden van het meer duidelijk in de minderheid en zelden aan te treffen, maar dichter bij de oever, vaak onder drijvende planten, kwamen grote piranha’s voor. In tegenstelling tot de vele griezelverhalen die over piranha’s in omloop zijn, waren de dieren schuw en bleven ze op een veilige afstand.
De volgende dag stonden maarliefst twee hoogtepunten van dit deel van de reis op het programma: we hadden gehoord dat er zoetwaterroggen voorkomen in de Rio Salobra en waren eveneens van plan om ’s nachts te gaan snorkelen. Net als de andere rivieren en meren was de Rio Salobra eveneens kristalhelder. De daar aangetroffen vissoorten waren grotendeels dezelfde als in de eerder onderzochte wateren. Maar als je weet waar je moet zoeken, kun je daarnaast dwergcichliden (Apistogramma trifasciata), pantsermeervallen (Corydoras polystictus), naaldmeervallen en enkele soorten roofzalmachtigen vinden. Alleen van zoetwaterroggen was geen spoor te bekennen. Daar de teamleden in de loop van de dag meerdere malen in het water waren en sommigen in hun enthousiasme alle waarschuwingen vergaten en toch gingen staan en dus sediment opdwarrelden, besloten we te wachten en het tegen het einde van de middag nog eens te proberen. Dat bleek een heel goed idee te zijn, want na 16:00 uur zagen enkele deelnemers roggen. De meeste dieren (Potamotrygon falkneri) waren op de zandbodem van het rivierbed te vinden, zelden tussen liggende planten en in geen enkel geval tussen stenen of houtstukken. Ze lieten het toe dat de duikers tot minder dan 30 cm afstand dichterbij kwamen. Maar zelfs als deze afstand niet werd aangehouden, reageerden ze niet agressief, maar vluchtten ze of trokken zich langzaam terug. Helaas slaagde niemand erin de roggen bij het voedsel zoeken of eten toe te kijken. Wij vermoeden dat ze de veel voorkomende garnalen en op de bodem levende vissen eten. Overdag hebben ze nauwelijks gelegenheid om deze dieren buit te maken, maar ’s nachts is dit waarschijnlijk nauwelijks een probleem.
Een uur na zonsondergang was het eindelijk zo ver: snorkelen in het donker was aan de orde en opgewonden controleerde iedereen nog eens de meegebrachte uitrusting en werd alles wat maar licht gaf met nieuwe batterijen gevuld. Het is altijd weer verbazingwekkend hoe de waarneming in het donker verandert. Hoewel het team de rivier nu al enkele malen onder water had gezien, leek alles volkomen vreemd. Alleen de waterdichte lampen wierpen hun licht op het zichtveld. Veel vissen lagen slapend op de bodem of stonden zonder zich te bewegen tussen de plantenwortels aan de oever van de rivier. Sommige vissoorten staan ondersteboven in het hout – een buitengewoon vreemd gezicht! Op het eerste moment was iedereen verward en dacht dat ze het met andere vissen te maken hadden dan overdag. Dit bleek echter aan de nachtelijke schutkleuren van de vissen te liggen, die er in de meeste gevallen geheel anders uitzien dan de lichaamskleuren bij daglicht. Dichtbij de oever waren nu zelfs 40 cm lange mesalen (Gymnotus spec.) te zien, die overdag door niemand waren gevonden.
Op de laatste dag in Mato Grosso was het plan om een voettocht door het regenwoud te maken naar een waterval met aan de voet daarvan een meertje met helder water en een beek. Gelukkig hadden we van tevoren vele helpers georganiseerd die ons hielpen de persluchtflessen, loden gewichten en de analyse-uitrusting te dragen. De eerste blik onder water viel tegen: dezelfde grote tandzalmen (Brycon microlepis) als de vorige dagen en vele Ancistrus zuigmeervallen op de stenen. Maar hoogtepunten zitten soms in een klein hoekje: één van de zuigmeervallen kwam zelf meervalspecialist Stiev Lorenz onbekend voor. Hij had de moeite genomen om de meervalatlas van Ingo Seidel mee te slepen en zocht koortsachtig, maar zonder succes, naar een gelijkende foto. Zou het een nieuwe ontdekking zijn? Het team was definitief de eerste groep aquarianen die deze plek bezocht en met perslucht duikend hadden onderzocht. Op basis van de gemaakte foto’s van de onbekende meerval wordt nu in Duitsland aan de bepaling gewerkt en iedereen hoopt natuurlijk dat we een nieuwe soort, of tenminste een lokale variant, hebben ontdekt!
Waterwaarden van de onderzochte wateren
Rio Salobra
Watertemp.: |
27 °C |
pH: |
7,4 |
Geleidingsvermogen: |
388 µS/cm |
Fe: |
< 0,05 mg/l |
GH / KH: |
9 °dKH |
Rio Aquarium
Watertemp.: |
27 °C |
pH: |
7,38 |
Geleidingsvermogen: |
356 µS/cm |
Zuurstofgehalte: |
43 % |
GH / KH: |
10 °dKH |
Waterval
Watertemp.: |
24 °C |
pH: |
6,5 |
Geleidingsvermogen: |
5 µS/cm |
GH / KH: |
0 °dKH |